Juli is alweer ruim een week onderweg, maar we kijken toch nog even terug op juni. Terwijl Europa genoot van de zon en de zomer van start ging, hadden de markten het moeilijk. De S&P 500 en de EURO STOXX 50 belandden in een ‘bear market’ en verloren respectievelijk 8,39% en 8,82%. Daarbovenop had de S&P 500 ook nog eens het slechtste eerste halfjaar sinds 1970, met een daling van wel 20,58%.
Waarde-aandelen halen groei in
Waarde-aandelen doen het na bijna een decennium eindelijk beter dan groeiaandelen. Omdat groeiaandelen het zo lang goed hebben gedaan is het moeilijk voor te stellen dat waarde-aandelen nu zo goed presteren. Vooral opvallend als je bedenkt dat het gat tussen de twee begin 2020 zelfs nog groeide, toen de pandemie begon. The Financial Times schreef dat waarde-aandelen dat jaar het allerslechtst presteerden ten opzichte van groei.
Sommige analisten denken dat dit een blijvende trend is de komende jaren. Maar er zijn ook genoeg experts die het daar niet mee eens zijn en dat groeiaandelen binnenkort weer de overhand krijgen.
Analisten verklaren de recente goede prestaties van waarde-aandelen met een aantal theorieën. Eentje is gebaseerd op rente. Als de rente laag is profiteren groeiaandelen daarvan. Geld is goedkoper en beleggers nemen meer risico, in de hoop op een hoger rendement. Als de rente stijgt, zoals nu gebeurt, hebben waarde-aandelen daar juist weer voordeel van.
Inflatie speelt hier ook een grote rol in. Over het algemeen zijn groeiaandelen activa met een langere looptijd waarvan men verwacht dat ze grotere kasstromen in de toekomst generen. In tijden van hoge inflatie gaat deze gedachte niet op. Waarde-aandelen hebben op korte termijn een stabielere kasstroom, wat ze nu voordeel geeft.
Een andere factor die verband houdt met inflatie is de waarde van prijzen. Wanneer de prijzen stijgen door inflatie, lukt het bedrijven met reële winsten (waarde-aandelen) waarschijnlijk betere om hun eigen prijzen te verhogen en winstmarges te behouden.